Reportage ZIN Een dag op de filmset van BROZER

Door Minou op den Velde


Hoe geef je je dagen zin als je nog maar kort te leven hebt? Actrice Leonoor Pauw (1956), die als kankerpatiënte is uitbehandeld, pakt het radicaal aan. Met drie bevriende actrices maakt ze een speelfilm waarin ze haar leven viert én vaarwel zegt. Leonoor nodigde Zin uit voor een dag op de filmset van Brozer.

Mijke de Jong: “Attentie voor opname. Geluid, camera...Actie!”
Muis: “Ik voel me geweldig!”
Lian: “O, heb je de uitslag?”
Muis: “Hm, dat is een ander verhaal. Ik heb twee scans gehad en het zit in mijn wervels en mijn ribben. De oncoloog zei: het enige wat we nog kunnen doen is een zware chemo inzetten. Maar ik doe geen chemo meer. Ik heb even helemaal geen zin in kanker!”
Carlos: “Waarom ben je zo kwaad?
Muis: “Omdat die hele behandeling één grote loterij is. Eerst zegt die oncoloog dat mijn tumormarker is gedaald en plan ik een leuk feestje. En twee maanden later is het weer helemaal mis. Anderhalf jaar geleden zeiden ze: je hebt vijftig procent kans om dit jaar te overleven, en ik zit er nog! Je kunt gewoon sterven aan de chemo, maar geen arts krijgt dat over zijn lippen. Waarom zou ik me nog inspuiten met die rommel? Ik word toch niet meer beter.”
Ted: “Ik snap je wel. Binnen drie dagen ben je doodziek en kaal.”
Muis: “En waarom? Om een paar weken langer te leven?”

Vier vrouwen in de zon, een kop koffie in de hand, pratend over de vraag: wat is meer waard: iets langer leven, of iets korter zonder pijn? Met zulke dilemma’s krijgen veel kankerpatiënten te maken. Maar Leonoor Pauw, bij wie de borstkanker inmiddels is uitgezaaid naar de longen, deelt haar twijfels in alle openheid, in de rol van Muis, voor de camera van regisseur Mijke de Jong. Leonoor: “Zeven jaar geleden kreeg ik borstkanker, maar ik overleefde het, na een paar chemotherapiën die zo zwaar waren dat ik in het ziekenhuis belandde. Met mijn man en twee dochters verhuisde ik naar een prachtig huis aan het water in Ijburg, klaar voor een nieuw leven. Twee jaar geleden werd ik opeens benauwd, voelde druk op mijn borst en was ontzettend moe. Mijn huisarts maakte een hartfilmpje en dat was goed. Aan die borstkanker dachten we allebei niet. Maar op een gegeven moment kon ik niet meer fietsen en de trap op komen. Het leek of ik stikte! Een vervangende huisarts luisterde naar mijn longen en stuurde me meteen door naar het ziekenhuis. Daar zagen ze op de foto dat één long helemaal dicht was. Er zat meer dan vier liter tumorvocht in. Ze zeiden dat de behandeling vanaf nu alleen nog palliatief was. Ik was geschokt, zeker toen bleek dat het ook in mijn andere long zat. Een bevriende oncoloog zei: ‘je hebt echt een probleem. 50% haalt hiermee het eerste jaar niet.’ Ik zag meteen de ergste scenario’s voor me: de aftakeling, hoe ik afscheid moest nemen van iedereen, mijn begrafenis. Inmiddels zit de kanker in mijn ribben en wervels. Het voelt alsof er iets aan me knaagt, alsof ik langzaam wordt opgegeten. Ik besef heel diep dat het voor mij einde verhaal is.”

Het plan
In 1998 maakte Leonoor (Muis in de film) met Adelheid Roosen (Carlos) Lieneke Le Roux (Lian), Marnie Blok (Ted) en Maartje Nevejan (Leen) de film Broos, over vijf zussen die worstelen met familiegeheimen en elkaar. Toen Leonoor anderhalf jaar geleden moest stoppen met werken ontstond het idee voor de film Brozer. Actrice Maartje Nevejan doet tot spijt van de anderen niet mee. Regisseur Mijke de Jong (1959): “Het concept van de film is dat Muis en haar drie zussen eens per maand bij elkaar komen om Muis te helpen het leven los te laten. Er is geen script, we improviseren alles, en dramatiseren de werkelijkheid.” Leonoor: “Met Brozer wil ik het zinloze zin geven. Sinds we begonnen zijn krijg ik veel mailtjes van mensen die blij zijn dat hun ziekte zo openlijk besproken wordt. In een scène probeer ik een kist uit, midden in de duinen. Iemand schreef: ‘ik heb nu ook mijn kist besteld en ga hem zelf beschilderen!’”

De productie
Brozer is een low budget productie, deels gefinancierd door giften van particulieren, ingezameld via Pauw’s stichting Ongeremd Delen. Dus smeren de actrices op deze draaidag hun eigen boterhammen en staat Leonoor zich lachend te verkleden in een vrachtwagen. Marnie Blok zit schrijlings op de schoot van Adelheid Roosen om haar op te maken. De locatie van vandaag is het atelier van een beeldhouwer op het Amsterdamse NDSM-terrein. De aanpak bij de volgende scène is dat de actrices hebben gehoord dat ze gaan kleien, maar Leonoor heeft de anderen niet verteld waarom ze dat wil, om hen authentieke reacties te ontlokken. Zodra de camera loopt vallen de vier knedend, duwend en stompend aan op een enorme berg klei.

Muis: “Ik wil dat jullie van deze klei mijn hoofd maken. En als ik er niet meer ben moet dat beeld elke maand bij één van jullie in huis staan.”
(Haar zussen zwijgen verbouwereerd. Muis begint te huilen)
Muis: “Ik had het niet moeten vragen, het is een stom idee!”
(De zussen knuffelen Muis). Carlos: “Het is een prima idee, alleen ehm...het is een beetje een grote Muis.” (Iedereen lacht. Carlos weer serieus) Carlos: “Mag ik er anders een grafplaat van maken? Dan zet ik zelf je naam erin.”
Bij een aantal crewleden rollen de tranen over de wangen.

De Zussen
Marnie Blok (1962): “Soms dringt het verdriet in één klap tot je door: we staan hier met Leonoor die dood gaat. Ik hield haar net vast in de scêne terwijl ze huilde, en voelde me zo met lege handen staan ten aanzien van haar verdriet. Die eenzaamheid. In het begin vertelde ze hoe eng het is als ze in bed ligt en in slaap valt. Dat greep mij erg aan, dat je dan zo alleen bent. Die keer dat Leonoor haar grafrede in een scêne voorlas, moest ik vreselijk huilen. Maar het was ook een bijzonder moment. Soms gaat het teveel onder mijn huid zitten. Laatst keek ik naar mijn twee kinderen en vroeg me af: wat wil ik ze nog meegeven? En toen: wat zit ik nou te doen man! Ík ga niet dood!”

Adelheid Roosen (1958): “Noor’s sterfproces is onze thermometer. Soms is ze heel energiek, maar af en toe merk je dat ze bij de opnames weinig adem heeft of pijn voelt. Op een dag zei ze: ik ga een nestje bouwen en daar rollen we ons allemaal in. Ik ben klaar om te sterven. “We hebben het nestje gefilmd en ons met z’n vieren in een heel groot bed opgerold. Meesterlijk dat Leonoor al die authentieke dingen in de film wil stoppen.”

Lieneke Le Roux (1955): “De scheidslijn tussen spel en werkelijkheid is heel dun. Ik ga altijd met Noor naar het ziekenhuis als ze chemo krijgt of een scan moet ondergaan. Ik film alles met een cameraatje. Dat zijn heftige, intieme momenten. Zij kijkt de dood in de ogen, en als je daar dichtbij bent kijk je ook je eigen sterfelijkheid in de ogen. Soms denk ik: oefen ik nou mijn vak uit of niet? Je wordt uitgedaagd om zonder voorbereiding te zoeken naar waar het schuurt. Ik werd tijdens een scène een keer zo kwaad om iets dat Adelheid zei, dat mijn hart begon te bonzen en het zweet me uitbrak. Achteraf vroeg ik de anderen: kan dat wel? Maar we besloten: dan maar zo lelijk als het is.”

De dochter: Thuis werd nooit over kanker gesproken
Leonoor, de volgende dag thuis aan de thee: “Het is niet alleen maar zwaar hoor, er wordt ook gelachen. Ik haal veel kracht uit de film, omdat ik mijn ziekte kan omzetten in iets creatiefs. Ik hou steeds de kern in de gaten: hoe we allemaal worstelen met die kanker. De film is net zo grillig als de ziekte zelf. Wat de laatste scène wordt weet ik niet. Want ik weet niet hoe mijn einde eruit zal zien. Misschien zak ik weg in een coma. Het kan ook zijn dat ik zeg: jongens, het is mooi geweest, ik laat het gaan. Mijn vader heeft kanker gehad en ging tot het laatste moment door. Niet om aan te zien. Hij woog nog maar 33 kilo en als je zijn pols beetpakte, brak-ie. Maar hij wilde het niet weten. Van die tijd heb ik geleerd om zowel in financiële, psychologische en fysieke zin anders met mijn ziekte om te gaan. Mijn vader was bijvoorbeeld niet verzekerd en trok ons hele gezin met acht kinderen mee in een totale afgrond. Al het geld ging op  aan ziekenhuizen, operaties, het leven, tot er niks meer was. Ik moest mezelf maar zien te redden, er was niemand die op me lette. Er waren zoveel problemen dat het alle hens aan dek was. Ik ben toen flink aan de drugs geweest. Dat heeft daar wel mee te maken gehad, denk ik. Hij overleed toen ik 21 was. Het interessante is dat de oudere kinderen allemaal topmensen in de maatschappij zijn geworden. De jongens gingen naar privéscholen. De anderen, waaronder ik, hebben meegemaakt dat er niks meer was. Dat zijn allemaal mensen met een groot sociaal gevoel geworden. Wat ik zo moeilijk vond was dat er thuis nooit over kanker werd gesproken. Mijn broer kreeg zaadbalkanker op zijn zestiende, hij lag in een kankerinstituut en één keer in de twee weken mochten we mee. Ik wist helemaal niet wat die jongen had, daar werd niet over gepraat. Ik ontdekte ook pas naderhand wat mijn vader mankeerde. Dat is de reden dat ik mijn ziekte nu zo ongeremd wil delen.”

De echtgenote: “Met je man krijg je een veel diepere initimiteit”
George van Houts, de acteur met wie Leonoor al vijfentwintig jaar samen is, stuift binnen met boodschappen. Leonoor, even later: “Met je man krijg je een veel diepere intimiteit. Je komt sneller tot de kern. Ik word niet meer afgeleid door het leven, want ik hoef ’s morgens niet meer de file in. Je hebt veel meer aandacht voor alles. Dat geeft meer geluk. Toch. Kijk, op het moment dat ik pijn krijg, word ik een ander mens. Dan moet ik op bed liggen en valt de buitenwereld weg. Ik kan inmiddels heel goed urenlang stil liggen. Dat doe ik door te mediteren. Vroeger was ik altijd in beweging. Het is fijn dat er niet meer zoveel hoeft. Tuurlijk ben ik dan ook eenzaam. Je kunt nog zoveel mensen om je heen hebben, als je sterft ben je alleen.”
 
De moeder: ”Een ontzettend kwetsbaar punt dat ik straks afscheid van mijn meisjes moet nemen”
Een deur waait open, dochter Robijn van veertien komt thuis.  Dochter Merel van zeventien zit nog op school. Leonoor: “Ik heb er alle vertrouwen in dat de meiden het goed gaan doen, omdat ik zie hoe evenwichtig ze ermee omgaan. Maar kinderen willen hun moeder ook beschermen, dus achterin die kleine zieltjes kan ik ook niet kijken. De oudste heeft een eigen band. Gisteren liet ze de tekst lezen van een nummer zien dat ze voor mij geschreven heeft, over kanker. Daar ben ik zo blij mee. Het andere meisje verwerkt het door sporten sporten sporten. Soms wordt ze heel driftig en zegt niet wat er is, maar dan denk ik: oja. Merel heeft ook een keer tegen me gezegd, en dat vond ik heel lief:” ik denk dat ik later net zo sterk zal zijn als jij”. (Leonoor laat een traan). Het is zo moeilijk met kinderen... Marnie zei: ‘Je kunt ook een moeder hebben die tachtig wordt maar waar je geen flikker aan hebt gehad. Zij hebben een moeder die wat jonger zal worden maar die ze zoveel heeft meegegeven dat ze daar op voort kunnen.’ Ik vertrouw daar op. Maar het blijft een ontzettend kwetsbaar punt dat ik straks afscheid van ze moet nemen.”

De vechter: “Mijn vechtlust heeft mijn leven bepaald”

Leonoor: “We houden elkaar goed in de gaten, maar we leven ook gewoon door. George heeft voor de komende drie jaar zijn hele werk al gepland. De kans is groot dat het in die drie jaar gebeurt, maar dan weet ik dat hij gewoon doorgaat, anders is er geen inkomen. Soms als ik wegga zonder mijn gezin, maken ze er grappen over: nou we hebben al even geoefend! In het begin vond ik dat helemaal niet leuk, maar nu weet ik dat dat hun manier is om mij duidelijk te maken dat het goed komt. Ik laat niet alles binnenkomen. Verdriet kun je uiten maar het moet je niet gaan beheersen. Kijk, ik had ook depressief boven kunnen gaan liggen en iedereen van me af kunnen slaan. Tuurlijk heb ik die dagen gehad. Nu functioneer ik weer aardig door de prednison, maar ik kan niet meer fietsen, autorijden, of voetballen met mijn kinderen. Ik heb vanaf het begin tegen mezelf gezegd: ik ga dit volledig accepteren en niet kwaad worden, want dan stoot je iedereen af en wordt je nog eenzamer. Ik ben veel zachter geworden. Vroeger was ik een hard wijf, heel straight.”
George, lachend van uit de keuken: “Een kenau was ze!”
Leonoor: “Ik heb moeten vechten om te kunnen bestaan. Ik was een rhesuskindje, kreeg de pokken en een hersenvliesontsteking. Het was kantje boord. Als één-na-jongste in het gezin was het ook knokken geblazen, zeker toen mijn vader ziek werd. Mijn vechtlust heeft mijn leven bepaald. Als me iets naars gebeurt zet ik het om. In een project, een toneelstuk, of een film, zoals nu. Dat is mijn overlevingsstrategie, zo heb ik altijd geleefd. Wat ik mijn kinderen nu meegeef is: leer om te gaan met het ongeluk in je leven, dan is er pas geluk. Loop niet weg van je problemen maar doe er iets mee.”


Dit artikel verscheen 22 juni in het maandblad ZIN

[website: www.zin.nl]

Volg ook Leonoor's BLOG op deze site en op de website van ZIN

 

We laten geen glamour en glitter zien. Geen wedstrijd. Of kanker als topsport. Maar “het andere gezicht” van omgaan met kanker en kanker-patiënten. Hoe je het zinloze zin kunt geven. Herkenbaar, humorvol en realistisch.

BROZER is een productie van Topkapi Films en PRPL in coproductie met de VPRO en HUMAN, met steun van het Nederlands Filmfonds en donateurs van de Stichting Ongeremd Delen.






picassa