BLOG 2013
1 | 2 | 3 | 4 | 5BLOG 2012
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 89 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14
15
BLOG 2011
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 89 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14
15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20
21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27
BLOG 2010
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8BLOG 3
De natuur is stil. De sneeuw verdwenen. Evenals de wind. Alles ligt er afwachtend bij. Het is half februari. Ik ben herstellende van een enerverende draaidag. Met z’n allen bij mij thuis op de bank bij de haard een min of meer afsluitend groepsgesprek gevoerd onder leiding van een “begenadigd meditatieve” dame.
Mijn jongste dochter is met vrienden naar de wintersport. Een hele week weg! Zal haar missen, maar gun haar alle plezier van de wereld. En we Skypen, Whats-Appen en wat dies meer zij met foto’s en filmpjes. De vooruitgang! Zie me nog zitten met mijn zelfgemaakte inktlappen van zeemleer. En op een dag was daar de balpen. In de vijfde klas. De meester deelde ze uit. Op een maandagmorgen. Ze waren blauw. Van Bic. En meester had een rode. Een half jaar later kwam de futuristische vierkleurenpen op de markt. Een zilveren juweel. Je kon er blauw, rood, groen en zwart mee schrijven. Het leek een wonder.
Het is niks gedaan met me. Buiten grijs en koud. Binnen in mij pijn, ademnood en een gemoed dat vecht tegen somberheid. Ik weet niet hoe ik de lol erin moet houden. Het zit er gewoon even niet in. De lol.
Iedere ochtend neem ik een douche en kleed ik me aan. Daarna ben ik zo moe dat ik eigenlijk weer naar bed wil.
Er ontstaan allemaal bultjes op mijn lijf. Kleine harde kankerknobbeltjes. Uitzaaiingen.
Ik probeer mijn blik naar buiten te richten. Naar het leven. Richt ik mijn blik naar binnen. Naar de weg van de naderende dood, dan raak ik uit evenwicht. Zaak is dus evenwicht te vinden tussen deze twee blikvelden.
Structuur en regelmaat is saai, maar zorgt voor energie. Het remmen en temmen van de wil. Dus niet tien minuten douchen. Maar drie minuten. Dan heel langzaam afdrogen en met badjas aan vijf minuten gaan zitten. Wachten tot het lijf weer rustig is. Niet in ene jezelf willen aankleden. Maar in drie delen. Wachten tot de adem weer rustig is. Dan pas verder gaan. Mijn sokken en schoenen door een ander laten aantrekken. Opstaan. Naar beneden lopen. De trap af. Weer gaan zitten. Bedenk eerst wat je wil wanneer je opstaat en een stukje gaat lopen. Kan een ander dit voor je doen? Wil je dat een ander dit voor je doet. Stoor je niet aan wat je ziet. Stoor je niet aan wat je anders zou doen of zou willen. Remmen en temmen. Dat zorgt voor energie. Een paar hapjes van het een of ander. Goed kauwen en slikken. Het smaakt niet. Maar het moet. Eten en drinken. Dat moet. Slapen moet. De pil blijft hangen in de keel. Tergend langzaam slipt het “traantje voor een goede nachtrust” door de slokdarm naar beneden. De slaappil moet. Ademen gaat moeilijk. Er zit een klem op mijn keel. Rustig ademen. Zuchten. De nacht begint. Het bed is warm en beschermd me. Gordijnen zijn gesloten. Deur op een haakje voor de frisse lucht. Maar het is te koud. Het gordijn wappert. Vrieskou kronkelt naar binnen. Het is half twee. Het is half drie in de nacht. Geluid van voorbijvliegende zwanen. Hoeveel? Drie? Vier? Zo laat nog. Ze slapen meestal als het donker is. In elkaar gedoken tegen de rietkraag aan. Kleine groepjes familie zwaan. Vader, moeder en twee jonge zwanen. Dochters of zonen. Dat kun je niet zien. In de verte sirene. Klinkt als ambulance. Nee, het geluid is hoger. Dan is het de politie. Er zijn maar twee uitgangen op IJburg. Twee bruggen. Als je die afsluit kun je dit eiland niet meer af over de weg. Tenzij je een bootje hebt. Of een zwaan bent. Daar droom ik wel eens van. Vader, moeder, en twee dochters die op de vlucht zijn op de “Muis”, de naam van onze zeilboot. We varen maar door en door naar het oneindige. Zo lang we varen is het onbestemd. Is er geen lot. Geen einde. Geen lotsbestemming.
Adem – ademen – dat doe je – tot je het niet meer doet!
Wat nu als deze pijnlijke stilstand, deze staat van zijn, nog héééél lang gaat duren? Hoe moet je in godsnaam in stilstand doorleven? Dat is altijd mijn grootste angst geweest. Stilstaand water gaat op den duur rotten en stinken. Water moet stromen. Net als het leven. Het moet door, het moet veranderen en verrassen. Het moet zijn weg vinden. Hoe klein ook. Wat is die weg voor mij? Waar zit het begin van een uitweg? Dat lichaam komt steeds meer los te staan van wie ik ben. Van zeg maar mijn ziel. Het stoffelijke is in een vernietigende fase terecht gekomen. De ziekte kanker die ongeremd blijft delen en het kapotte lijf toont. Vreemde harde bulten die hier en daar zomaar onderhuids ontstaan. Of een buik vol vocht. Een doorzichtige broze huid. Op geestkracht kom ik de dag door. Niet meer op schoonheid. Die tijd is voorbij. In een lijf hoor je te wonen. Mijn lijf is onbewoonbaar verklaard.
We laten geen glamour en glitter zien. Geen wedstrijd. Of kanker als topsport. Maar “het andere gezicht” van omgaan met kanker en kanker-patiënten. Hoe je het zinloze zin kunt geven. Herkenbaar, humorvol en realistisch.
BROZER is een productie van Topkapi Films en PRPL in coproductie met de VPRO en HUMAN, met steun van het Nederlands Filmfonds en donateurs van de Stichting Ongeremd Delen.
De film is klaar, maar we willen graag dat hij ook gezien wordt. Voor marketing en publiciteit is er nog geld nodig. Als u daaraan wilt bijdragen kunt u nog steeds doneren.